Koppen vroeg zich af of er zes maanden na de grote ramp van Rana Plaza, één van de grootste industriële rampen van de voorbije 25 jaar, iets veranderd is voor de textielarbeiders in Bangladesh? Tim Verheyden deed zich voor als koper en trok naar Bangladesh. Hij stelde met eigen ogen vast in wat voor mensonterende omstandigheden daar vandaag nog steeds gewerkt wordt.
We filmen met verborgen camera, want al snel wordt duidelijk dat ze hier liever geen pottenkijkers hebben. We stoten op sweatshops waar mensen werken voor onder meer H&M, S. Oliver, Marks & Spencer, Tommy, Lidl en Aldi. Ook kinderen worden hier niet gespaard. Met valse papieren worden ze tewerkgesteld in een totaal onveilige omgeving. De grote kledingmerken verdoezelen hun aandeel in deze wantoestanden. De plaats waar het label wordt ingenaaid, daar is het kledingstuk zogezegd gemaakt.
In Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh zijn er zo’n 5000 textielfabrieken, waarvan enkele honderden sweatshops. 1 op de 10 kledingstukken die in onze kleerkasten hangen, zijn hier gemaakt. Toch staat 82% van de Vlamingen bijna nooit stil bij de mensonwaardige omstandigheden waarin de arbeiders moeten werken, dat blijkt uit een enquête die we bij 1000 Vlamingen telefonisch lieten uitvoeren.